De Provincie Jász-Nagykun-Szolnok is gelegen in het oostelijk-centrale deel van Hongarije, midden in de zogeheten Nagy Alföld (Grote Laagvlakte). Het is ontstaan uit de samenvoeging na 1950 van de provincies Jász, Nagykun en Szolnok; tot 1990 was de officiële naam slechts Szolnok, na de Revolutie en de val van het IJzeren Gordijn, is de historisch meer correcte, doch uit praktische overwegingen bezwaarlijke lange en voor buitenlanders lastig te onthouden naam in ere hersteld; veel Hongaren spreken echter nog altijd kortweg van ‘Szolnok’. Dat is tevens de naam van de provinciehoofdstad, met 77.000 inwoners voor Hongaarse begrippen een vrij grote stad. Deze verder niet heel interessante plaats is gelegen halverwege Boedapest, Debrecen en de Roemeense grens en is een vrij belangrijk spoorweg- en verkeersknooppunt. De provincie heeft een oppervlakte van 5607 km2, en een bevolking van ca. 415.000. De tweede stad van de provincie is het gezellige en goed ontwikkelde Jászberény (ca. 30.000), de hoofdplaats van de oude (nomaden-)stam Jázygen, welke na lange tijden van trekken net als de Koemenen uit de streek Kunság in de loop van de 19e eeuw hun zwerfbestaan hebben opgegeven en in plaats daarvan de uitgestrekte poesta’s (de grootste en thans nog enige steppes in Europa) door zware arbeid hebben weten om te vormen tot een vruchtbaar agrarisch gebied. Zij hebben tevens de naam gegeven aan de meeste plaatsnamen in deze streken, die vrijwel allemaal met Jász- of Kun- beginnen. De provincie is relatief arm in het oostelijk deel, richting de rivier de Tisza, waar de grond minder vruchtbaar is, er weinig werkgelegenheid is en de streek gebrekkig is ontsloten; ten slotte hebben de overstromingen die hier geregeld voorkomen direct langs de Tisza ook een verwoestende werking af en toe. De meer westelijker gelegen delen daarentegen zijn relatief welvarend, met name vanwege de gunstige ligging ten opzichte van Boedapest en de beduidend vruchtbaardere gronden. Het landschap is grotendeels vlak, en toont duidelijk overeenkomsten met wat men in de Lage Landen gewend is. Er is relatief veel bos, voorts zijn er zandruggen van glooiïngen. De Tisza is deels afgedamd, waardoor het Tiszameer is ontstaan, waar men goed kan watersporten. Ten noorden van het komitaat (provincie) rijzen de uitlopers van het Matra- en Bükkgebergte op. Ten oosten van de Tisza, nog net in de naastgelegen Provincie Hajdú-Bihar, ligt de poesta van Hortóbágy, de grootste van het land. De nieuwe autosnelwegen die de provincie aan alle zijden omringen zorgen voor een betere en thans snelle verbinding met de andere delen in het land, in de eerste plaats Boedapest, waar ook het dichtstbijzijnde internationale vliegveld is gelegen.
